Hematologie 1 t/m 5 - Les 1: Continue capillairen: In de capillairen bevinden zich kleine - Studeersnel (2024)

samenvattingen les 1 tot en met 5

Vak

Hematologie

222Documenten

Studenten deelden 222 documenten in dit vak

Studiejaar: 2023/2024

Boeken in lijstCampbell BiologyHematologieHuman Physiology: an Integrated Approach

Geüpload door:

Aanbevolen voor jou

  • 38Hematologie samenvattingHematologieSamenvattingen100% (28)
  • 10Samenvatting Hematologie - Samenvatting - college 1 - 6HematologieSamenvattingen100% (8)
  • 88Samenvatting HematologieHematologieSamenvattingen100% (3)
  • 75Samenvatting hematologie, volledigHematologieSamenvattingen100% (3)
  • 5Hematologie les 2 - Leerdoelen uitgewerkt met informatie uit Silverthorn.HematologieSamenvattingen100% (3)

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Preview tekst

Les 1:

  • Continue capillairen: In de capillairen bevinden zich kleine "kanaaltjes"waar water en kleine moleculen doorheen kunnen. Komen bijvoorbeeldvoor in de hersenen.
  • Gefenesteerde capillairen: Vesicles ("kleine blaasjes") vervoereneiwitten en grotere moleculen door het capillair heen. Soms ontstaan erdoor dit proces kanalen door het capillair. Komen bijvoorbeeld voor in dedarmen.
  • Sinusoïde capillairen: Door het capillair zitten grote "kanalen" waargrote moleculen, doorheen kunnen. Komen bijvoorbeeld voor in hetbeenmerg.De osmotische druk (van eiwitten) en de hydrostatische drukDe bloedstroom in een capillair bed wordt geregeld door sfincters (= eenkringspier metafsluitfunctie). Door hydrostatische druk stroomt het bloed door de vaten.Laagmoleculaire stoffen (glucose, Na+, Cl-) kunnen zich door het capillairheen bewegen. Door diffusie zullen de laagmoleculaire stoffen zich uit hetcapillair bewegen. De eiwitten en cellen kunnen niet door het capillair.Eiwitten trekken water aan, osmose. Het water van buiten het capillair zalworden aangetrokken door de eiwitten waardoor het water zich verplaatstin het capillair

Het lymfevocht en de lymfeWelke stoffen zich in de lymfe bevinden is afhankelijk van welke organenzich rondom de lymfe zitten. In de lymfe kunnen de volgende stoffenvoorkomen: water, hormonen, enzymen, witte bloedcellen, vetten,antistoffen, aangetaste en/of dode cellen, voedingstoffen.De lymfe zorgen ervoor dat alle overtollige vocht in het lichaam wordtafgevoerd. Het komt nog wel eens voor dat het vocht zich te ver van decapillairen bevindt, daardoor kan het niet meer opgenomen worden in hetcapillair. Dat vocht wordt dan opgenomen door de lymfe.Oedeem: onvoldoende afvoer van lymfe naar de bloedcirculatie, kanzorgen voor opgezwollen voeten.De erytrocyten, trombocyten en leukocytenErytrocyten (middel)= Rode bloedcel, zijn vrijwel geheel gevuld met hetroodgekleurde,ijzerhoudende eiwit hemoglobine (Hb). Hemoglobine heeft een grootzuurstofbindend vermogen in een zuurstofrijke omgeving (longen) en laatin een zuurstofarme omgeving (actieve weefsels) de gebonden zuurstofgemakkelijk los. (Zuurstoftransport) Verder bevat het Heemgroepen, Fe2+ionen en zuurstof ionen. Wordt gevormd in het beenmergerytrocyten worden in lever en milt afgebroken. Hierbij ontstaan bilirubine(afbraakproduct van hemoglobine) en ijzer. Bilirubine wordt uitgescheidenen de ijzeratomen worden opnieuwgebruikt bij de aanmaak van nieuwe erytrocyten.Trombocyten (klein)= Zijn geen volledige cellen, maar slechtsfragmentjes; Bloedplaatjes, zijn onmisbaar bij de hemostase, het complexeproces van de bloedstolling. De drie opeenvolgende fasenin de hemostasezijn: vasoconstrictie, primaire hemostase (propvorming) en secundairehemostase (coagulatie: stolling). Wordt gevormd in het beenmerg.Leukocyten (groot)= witte bloedcel, speelt een rol bij de afweer van hetlichaam. Wordt gevormd in het beenmerg. De drie groepen leukocyten zijngranulocyten, monocyten en lymfocytenGranulocyten:Hebben een grote kern en veel korrels (granula) in hun cytoplasma;ruimen ziekteverwekkers en aangetaste of dode lichaamscellen op doorfa*gocytose; zijn er in drie typen: neutrofielegranulocyten, eosinofiele granulocyten en basofiele granulocyten.

  • Basofiele granulocyt: Zijn verantwoordelijk voor allergische- enantigeen respons door hetvrijmaken van histamine die een ontsteking veroorzaken.
  • Eosinofiele granulocyt: Bestrijden voornamelijk parasitaire infecties eneen verhoging van de eosinofiele is dan ook een indicatie van een infectemet een parasiet.
  • Neutrofiele granulocyt: Zijn verantwoordelijk voor de eerste afweertegen bacteriële infecties en andere ontstekingsreacties. Activiteit van

Methyleen blauw: Dit zijn de basische kleurstoffen en reageren metstoffen in het cytoplasma en geven er verschillende blauwe kleuren. Debasische component bindt aan de zure negatief geladen fosfaatgroepen inhet RNA en DNA of aan de negatief geladen korrels. Deze kleuren(donker)blauwtot paarsLeukocyten met hun functieBloed bestaat uit erytrocyten, witte bloedcellen en bloedplaatjes. Er zijnvijf witte bloedcellen te onderscheiden.

  • Lymfocyt: Antistof producerende cellen. De specifieke afweer. Komt 20-35% voor.
  • Monocyt: Presenteren de ziekteverwekkers aan de lymfocyten en zeheien een geheugenfunctie. Voorloper op de macrofaag. Komt 1-6% voor.
  • Neutrofiele granulocyt: De eerste verdediging tegen infecties.Staafvormige neutrofielegranulocyten (jong) is verhoogd iii een acute ontsteking. Komt 50-70%voor.
  • Eosinofiele granulocyt: Bestrijden parasieten met anti parasitairestoffen. Komt 1-3% voor.
  • Basofiele granulocyt: Zorgt voor een ontstekingsreactie. De vacuolenbevatten histamine.Veroorzaken allergische reacties. Voorloper op de mastcellen. Komt zelfdevoor. Bij ziektes kan de verhouding van witte bloedcellen verschillen of demorfologie is anders. Bij pfeiffer zijn de lymfocyten vergroot, bij leukemiezijn er meer leukocyten en zijn ze anders van vorm.Penie= te weinig; Neutropenie= te weinig neutrofielenCyto= te veel; Lymfocyto= te veel witte bloedcellenCD nomenclatuur is een manier om te detecteren welke specifiekeeiwitten en koolhydraten zich op het celmembraan bevinden(antigenen).Vooral subpopulaties van lymfocyten worden op deze manieronderscheiden. Dit gebeurd op een manier van antistof-antigeeninteracties en kan doormiddel van de techniek FACS worden gedaan.

Het verschil tussen plasma en serumPlasma: Aan het bloed wordt anticoagulans toegevoegd zodat het bloedniet gaat stollen. Het plasma bevat geen Ca2+ meer. In plasma bevindenzich stol eiwitten.Serum: Aan het bloed is niets toegevoegd, daardoor gaat het bloedstollen. Het serum bevat vrij Ca2+. In het serum zijn geen stol eiwittenmeer te vinden.AnticoagulantiaBloed met een lage concentratie Ca2+ kan niet meer stollen. Bijbloedafname wordt vaak gebruik gemaakt van EDTA-zouten of citraat omCa2+ te binden. EDTA (= ethyleendiaminetetraazijnzuur) is zeer geschiktals anticoagulans voor onderzoek van bloedcellen. De stof vormt een sterkcomplex met Ca2+ en andere (zware) metalen.Meestal gebruikt men het zout K3-EDTA omdat het snel oplost en dus alsdroge stof kan worden toegepast. Natriumcitraat gebruikt men voor hetafnemen van transfusiebloed en voor het bereiden van plasma voorstoltesten. Aangezien het langzaam oplost, wordt bloed afgenomen in eenoplossing van citraat in een verdunning van 1 op 10. Een derdeanticoagulans dat veel gebruikt wordt is heparine. De werking berust nietop het wegvangen van calcium, maar op de remming van het laatsteenzym in het stolproces

  • Van de hemoglobines HbA1, HbA2 en HbF aangeven de globine samenstelling en de levensfase waarin ze voorkomen.
  • De structuur van porfyrine kunnen herkennen en de route van afbraak kunnen beschrijven.
  • De belangrijkste ijzer-bevattende eiwitten noemen met hun functieGas exchange
  • Een definitie geven van partiële druk en uitleggen welke invloed dieheeft op diffusie.
  • De zuurstofverzadigingscurve tekenen en interpreteren, eenverklaring geven voor de S-vorm en de verschuiving ervan o.i. pH-veranderingen.
  • Beschrijven hoe CO2 wordt opgenomen uit de weefsels enafgegeven aan de longen.
  • Beschrijven hoe zeezoogdieren zich hebben aangepast aan diepduiken, in het bijzonder de rol van myoglobine hierbij.
  • De functionele eigenschappen van hemoglobine beschrijven intermen van allosterie, PVorming en afbraak van erytrocyten
  • Een beschrijving geven van de vorming van erytrocyten uitstamcellen en de stappen waarin dit plaatsvindt
  • Aangeven waar de erytropoëse plaats vindt en hoe dit wordtgereguleerd
  • De cellen van de erytroïde reeks noemen en de relatie leggen tussende morfologie in een MGG-kleuring en hetgeen er plaats vindt in devoorlopers.
  • Aangeven waarom erytrocyten een beperkte levensduur hebben
  • Aangeven hoe en waar rode bloedcellen worden weggevangenErytropoetine (EPO):EPO is een hormoon. EPO wordt geproduceert in de nieren, als de nierenmeten dat er een lage zuurstof spanning is. EPO gaat via bloed naarbeenmerg, in beenmerg worden stamcellen aangezet om nieuwebloedcellen aan te maken. Via sinusoïde capillair bloedbaan in.EPO stimuleert vervolgens verhoogde erytropoëse in het beenmerg. (inhet beenmerg worden nieuwe rode bloedcellen aan gemaakt).EPO is bekend onder sporters. Maakt meer bloedaanmaak en dat leidt totmeer zuurstoftransport. Dit verhoogt het uithoudingsvermogen vanduursporten. De nieren produceren EPO. De prikkel voor productie is eenlage PO2, vandaar de hoge productie in de bergen met een lage PO2. EPOis een glycoproteïne.

EPO stimuleert voornamelijk de route waarin de stamcel ontwikkelt tot eenrode bloedcel. Proces heet erytropoëse = aanmaak rode bloedcellen.Begint bij een pluripotente stamcel, deze kan alles worden. Dan wordt heteen unipotente stamcel en kan het nog maar een kant opElke stap levert een delingsproces op. DNA verdwijnt langzaam.Uiteindelijk is er geen DNA meer in de erytrocyt. Restant DNA en RNAwordt omgezet in hemoglobine. Veel RNA betekent voor de pH van de celheel zuur is en dan wordt het blauw. In het plaatje wordt RNA minder dussteeds roder, dus meer hemoglobine enminder zuur. Een goeie erytrocyt circuleert ongeveer 120 dagen in hetbloed.

  • Pro-erytroblast: is de een toegewijde cel die rode bloedcel wordt.
  • Basofiel: door grote gehalte aan RNA kan het gekleurd worden met MGG.In de kern wordt er veelgeproduceerd.
  • Meso: middelmatige kleur

Les 4:

leukopoese: Innate (a-specifiek) en adaptive (specifiek) afweer.De monocyt, neutrofiele granulocyt, eosinofiele granulocyt en basofielegranulocyt behoren te de aspecifieke afweer. De lymfocyt en de monocytbehoren tot de specifieke afweer. De monocyt is de overgang tussenaspecifieke en specifieke afweer.De eerste lijn van verdedigingDe eerste lijn van verdediging bestaat uit: het traanvocht met lysozym,trilhaarepitheel in de neus en de longen, speeksel met lysozym, de huid,het zuur in de maag, bacteriën in de darmen, het spoelen door deurinewegen en de bacteriën en lage ph in de vagin*.1e lijn van verdediging is de fysieke barriere.

  • Terugkoppelen naar stofwisseling en pH in maag
  • Trilhaartjes en transport van mucus (fluim)

bindingsplaatsen voor antigenen, daardoor heef IgM in totaal 10bindingsplaatsen. De zware keten van IgM is van het type μ. Is eenregulaire antistof.

  • IgG: IgG wordt aangemaakt bij grotere hoeveelheden of bij eenherhaald contact met het antigeen. Het is de lichte keten. IgG is eenmonomeer. De zware keten van IgG is van het type γ. IgG kan doorde placenta van de zwangere vrouw bij de foetus terechtkomen enzorgt in de eerste zes maanden voor de afweer van de baby. Is eenirregulair antistof.
  • IgA: IgA is een belangrijk antilichaam in mucosale secreties, zoalstranen en speeksel en in secreties van de organen, prostaat enrespiratoir epitheel. Ook komt het in lage concentraties voor in hetbloed. IgA is een dimeer of monomeer. De zware keten van IgA isvan het type α. De belangrijkste functie is het buiten houden vanindringers.
  • IgE: IgE zit op de slijmvliezen en zit meestal vast op basofielegranulocyten. Bij een IgE reactie merk ie dat gelijk. Er is sprake vaneen allergische reactie. Het bestaat uit twee ε-ketens.
  • IgD: IgD komt weinig voor in het serum voor (minder dan 1% vanhet totale Ig)n dat komt voornamelijk voor als receptor op hetmembraan oppervlak van B-lymfocyten. Het bestaat uit twee δ-ketens.
  • IgM: vaak eerste antilichaam die we aanmaken, daarna IgG. IgMwordt aangemaakt tegen suikers (antigenen)
  • IgG tegen eiwitten
  • IgA: luchtwegen en spijsvertering antilichamen tegenvirussen/bacterie
  • Plasmacellen zijn getransformeerde B-cellen die actief deantistoffenaanmaken waar ze voor geprogrammeerd zijn. Plasmacellenontstaan uit B-cellen na activatie door een T-helpercel. Nadat een B-celgebonden is gaat deze delen en wordt het een plasmacel.
  • B-geheugencellen worden tijdens de primaire immuunresponsgeproduceerd en blijven daarna zeer lange tijd in rustende toestand in

leven, zodat ze snel kunnen reageren bij een tweede blootstelling aanhetzelfde antigeen.T-cellen: T-cellen ofwel T-lymfocyten zijn afweercellen, onderdeel van despecifiekecellulaire afweer. Ze zijn specifiek, want elke T-cel kan reageren op eenspecifiek vreemdepitoop dat wordt aangeboden door antigeen-presenterende cellen, APC's.T-cellenkunnen worden onderverdeeld in vier hoofdgroepen:

  • T-helpercel
  • Cytotoxische T-cel
  • T-remmercel
  • T-geheugencelDe uitrijping van T-lymfocyten vindt echter plaats in de thymus. Tijdenshet verblijf in de thymus worden de nog onrijpe T-cellen als het wareopgeleid in het maken van verschil tussen lichaamseigen enlichaamsvreemd. De meerderheid van de T-cellen in opleiding zakt voorhet examen en wordt vernietigd. Een minderheid mag de thymus verlatenen gaat functies vervullen als afweercel in het lichaam.Antigen presenterende cellen: Antigeen-presenterende cellen hebben alsfunctie hetpresenteren van een antigeen aan een T-cel. Er is een drietal zeereffectieve antigeen-presenterende cellen:
  • De B-cel
  • De macrofaag
  • De dendritische celDeze cellen, zowel zeer gespecialiseerd als streng gereguleerd, hebbenonder andere de volgendefuncties:
  • Het continu controleren van zowel de intra- als extracellulaire ruimte opde aanwezigheid van potentiële antigene moleculen.
  • Het op een herkenbare manier op hun celoppervlak aan T-(helper)cellenpresenteren vanfragmenten van deze moleculen, om zodoende het afweersysteem inwerking te zeten.Plasmacellen: Zijn immunoglobuline producerende cellen die ontstaan zijnuit B-lymfocyten. B-cellen ontwikkelen zich tot plasmacellen na activatie dooreen T-helpercelof in het geval van een structureel eenvoudig antigen kan dit ook zonderT-cellen. Deplasmacellen ontstaan uit B-lymfocyten in o. de milt en de lymfeknopen.Zij gerakenvanuit het bloed in deze organen op dezelfde manier als T-cellen en zullener enkel

van antistoffen in het serum. Aan het serum van de patiënt worden A- ofB-cellen toegevoegd. B-cellen klonteren → bloedgroep A.IgG en IgMIgG: Het is klein en kan daardoor de placenta passeren. Het zijn irregulaireantistoffen. Ionen rond de rode bloedcel weerhouden de IgG van hetkoppelen aan de IgG van de andere rode bloedcel. Sensibilisatie: IgG bindtaan de antigenen op een rode bloedcel, maar kan de ruimte tussen derode bloedcellen zonder hulpmiddel niet overbruggen.IgM: Het is groot en kan dus niet de placenta passeren. Het zijn regulaireantistoffen. IgM kan wel binden aan andere rode bloedcellenHemolytische transfusiereactie (HTR)Bij een bloedtransfusie kunnen antistoffen in het bloed van de patiëntgericht tegen de ery’s van de donor een transfusiereactie veroorzaken(hemolytische transfusiereactie; HTR).Intravasculair: Er vindt hemolyse plaats in de bloedbaan door activatie vancomplementeiwitten, bijvoorbeeld bij ABO incompatibel bloed.Extravasculair: De reactie kan plaatsvinden in: reticuloendothelial system(RES); de milt of lever. Alle organen die betrokken zijn bij afweer.Hierdoor komt er een grote hoeveelheid Hi vrij:Hemoglobinemie (Hi in plasma verhoogd).Hemoglobinurie (Hi in de urine).Hyperbilirubinemie (geel kleuren van lichaam).Verlaging haptoglobine concentratie (bindt vrijgekomen Hi).Verhoging LDH (enzym in de rode bloedcellen).Bij een transfusiereactie heef de patiënt:Brandend gevoel van het ledemaat waar het iloed in wordt gespoten.Piin in de onderrug (wordt veroorzaakt door de nieren)Koortsn koude rillingen en ademhalingsproilemen.Plotselinge bloeddrukverlaging (shock).Intravasale stolling (kan in nier capillairen leiden tot nier uitval).De meeste transfusiereacties zijn het gevolg van administratievevergissingen: Verkeerde naam op zak bloed, bloed aan verkeerde patiënt,

verkeerde bloedgroep bepaald door verwisseling.CoombstestEen test om te kijken of een patiënt na een transfusie toch antistoffenheeft gekregen op zijn rode bloedcellen. Dit wordt gemeten door anti-humane IgG antistoffen. Indirect: het plasma van de ontvanger wordtgemengd met de cellen van de donor, waarna anti-human-Ig’s wordentoegevoegd. Als er binding van antistoffen plaatsvindt kan met hetCoombs reagens worden gekeken of ze agglutineren. Indirect: rodebloedcellen van de patiënt worden samengevoegd met anti-human-Ig’s enbekeken of ze agglutineren.Les 6:

Hematologie 1 t/m 5 - Les 1: Continue capillairen: In de capillairen bevinden zich kleine - Studeersnel (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Mrs. Angelic Larkin

Last Updated:

Views: 6095

Rating: 4.7 / 5 (47 voted)

Reviews: 94% of readers found this page helpful

Author information

Name: Mrs. Angelic Larkin

Birthday: 1992-06-28

Address: Apt. 413 8275 Mueller Overpass, South Magnolia, IA 99527-6023

Phone: +6824704719725

Job: District Real-Estate Facilitator

Hobby: Letterboxing, Vacation, Poi, Homebrewing, Mountain biking, Slacklining, Cabaret

Introduction: My name is Mrs. Angelic Larkin, I am a cute, charming, funny, determined, inexpensive, joyous, cheerful person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.